EEN PUP KOPEN? VRAAG ALTIJD NAAR DE INTEELTCOEFFICIENT
Het aantal erfelijke ziekten bij rashonden is zeer groot. Dit heeft te maken met onvermijdelijke inteelt wat inherent is aan het ontstaan van erfelijke ziekten. Door echter gericht te fokken en de mate van inteelt laag te houden kan de kans op erfelijke aandoeningen binnen een ras verminderd worden. Helaas is het beleid op dit gebied niet goed van de grond gekomen. Als puppykoper kunt u echter door gericht te vragen naar de zogenaamde inteeltcoefficient de kans verminderen dat u een hond koopt met veel genetische problemen. Hoe dit zit en wat de inteeltcoefficient is leest u hieronder.
In de hondenfokkerij dient men niet alleen rekening te houden met lijders aan een genetische aandoening maar ook met dragers. Zijn er in een ras 1% lijders aan een genetische ziekte dan kan men berekenen dat tenminste 18% van het ras drager is van de ziekte. Net als bij mensen worden eigenschappen zoals de kleur van de ogen maar ook het worden van een lijder aan een ziekte bepaald door twee chromosomen. Één van de chromosomen komt van de vader en de ander van de moeder. Als een bepaalde eigenschap zoals bijvoorbeeld het dragen van de ziekte progressieve retina atrofie (PRA) op alleen het chromosoom van de vader zit zal de pup niet ziek worden. De pup is dan alleen drager. Komt echter de ziekte op zowel het chromosoom van de vader als op dat van de moeder voor dan kan de de pup een lijder worden en zal hij vroeg of laat blind worden. Gelukkig kunnen we tegenwoordig de kans berekenen dat in een pup twee eigenschappen samenkomen. Dit noemen we met een deftig woord de inteeltcoefficient.
De inteeltcoefficient
De berekening van een inteeltcoefficient is ingewikkeld maar het gebruik ervan is heel eenvoudig. De inteeltcoefficient geeft de kans aan dat er ergens in de stamboom familieleden van elkaar zitten. Meestal wordt de inteeltcoefficient in percentages uitgedrukt. Bij een inteeltcoefficient van 0 bestaat er geen enkele familierelatie tussen de honden en bij een inteeltcoefficient die 100% benaderd zal er heel veel sprake zijn van broer-zus combinaties. Bij rashonden zal het getal altijd ergens tussen de 0 en 100 liggen maar nooit 0 of 100 zijn. De inteeltcoefficient wordt door fokkers veel gebruikt om de verwantschap en daarmee de kans op overerving of het ontstaan van nieuwe afwijkingen te voorkomen. In principe zou de inteeltcoefficient zo laag mogelijk moeten zijn. Het liefst in de buurt van 0. Dit is echter binnen rashonden onmogelijk. Daarnaast is de haalbaarheid van de laagte van inteeltcoefficient per ras verschillend. In kleinere rasgroepen is de poel aan fokhonden zo laag dat je niet anders kunt dan een hogere inteeltcoefficient accepteren. De inteeltcoefficient is echter de enige factor die een potentiële puppykoper kan gebruiken om te sturen op het kopen van een hond met zo laag mogelijke kans op genetische afwijkingen.
De inteeltcoefficient kan tegenwoordig eenvoudig berekend worden middels een computerprogramma. Helaas zijn er nog niet veel rasverenigingen die iets doen met de inteeltcoefficient. Gelukkig is er een groeiend aantal fokkers dat zelf de inteeltcoefficient berekent. Om de inteeltcoefficient te kunnen berekenen moeten we wel gegevens hebben van de voorouders van de ouderparen. De betrouwbaarheid van de berekening hangt namelijk niet alleen af van de directe vader en moeder maar van de bloedverwantschap die vele generaties terug gaat. Hoe meer gegevens over de voorouders hoe betrouwbaarder de inteeltcoefficient. Een berekening van 5 generaties honden is minder betrouwbaar dan die van 10 generaties terug. Vraag dus als koper altijd drie dingen; de gemiddelde inteelcoefficient voor het ras, de inteeltcoefficient voor de pup en over hoeveel generaties de inteeltcoefficient berekend is. Er is echter één uitzondering; twee ouderparen die een hoge inteeltcoefficient hebben maar totaal geen familie van elkaar zijn kunnen een pup voortbrengen die een hele lage inteeltcoefficient heeft. De twee ouders zijn weliswaar het product van twee lijnen met veel inteelt maar zijn geen directe familie van elkaar. Zo’n combinatie kan dus prima.
Voorspellende waarde voor het ontstaan van een specifieke ziekte
De inteeltcoefficient geeft de mate van inteelt van een pup aan maar geeft geen voorspelling van de kans op het ontstaan van een specifieke ziekte zoals PRA. Daarvoor is nader genetisch onderzoek noodzakelijk. Los van de inteeltcoefficient moet je natuurlijk nooit met een hond die lijdt aan de ziekte gaan fokken, zelfs niet als de hond een lage inteeltcoefficient heeft. Deze hond zal namelijk de genen die de ziekte veroorzaakt zeker overdragen aan de volgende generaties.
De inteeltcoefficient moet gezien worden als een algemene maat voor de kans dat twee verkeerde (of goede) genen elkaar treffen in een pup. Als een gen zoals voor PRA wijd verspreid is door een ras is de kans groot dat het ondanks een lage inteeltcoefficient toch nog in een pup terecht kan komen. Om de kans op een specifieke ziekte zoals PRA te voorspellen moet de genetische opmaak van de hond bekend zijn. Er zijn diverse testen en er zijn instituten die deze testen op ziekten commercieel doen. Echter de lijst van ziekten bij rashonden groeit nog steeds waardoor we achter de feiten aan blijven lopen. In de toekomst echter zal door technische ontwikkeling de voorspelling op het ontstaan van een hele serie hondenziekten waarschijnlijk eenvoudig worden en zullen nieuwe genetische ziekten sneller ontdekt worden. Er worden voor diverse dieren een soort van computerchips ontwikkeld waarmee uit een paar druppels bloed een hele lijst van genetische eigenschappen vastgelegd kan worden. Ook honden die drager zijn van een ziekte kunnen zo gescreend worden. Dit betekent niet dat we onmiddellijk van de ziekten af zullen zijn want soms zijn zoveel honden drager binnen een ras dat we niet anders kunnen dan dragers te blijven gebruiken voor de fok.
De waarde van de inteeltcoefficient
Op dit moment is de inteeltcoefficient de enige maat die we hebben voor de genetische kwaliteit van een pup. In de afgelopen decennia heeft de inteeltcoefficient zijn nut bewezen. Hoe hoger de inteeltcoeffcient hoe kleiner het aantal pups in een nest en hoe korter de levensverwachting van de pup. Een Canadese studie heeft laten zien dat bij ieder stijging van 10% de levensverwachting van een hond met ongeveer 10 maanden afneemt. Een bastaardhondje met een inteeltcoefficient van 0% werd in deze studie 14 jaar terwijl honden met een inteeltcoefficient van 30-40% slechts 10 jaar werden. Bij een hogere inteeltcoefficient bleek de kans toe te nemen dat allerlei genen die de vitaliteit van de hond beinvloeden elkaar vonden in een pup. Wilt u dus lang van uw pup genieten kies dan een pup met een lage inteeltcoefficient.
Dr. Paul de Vos
Vraag als koper altijd drie dingen; de gemiddelde inteelcoefficient voor het ras, de inteeltcoefficient voor de pup en over hoeveel generaties de inteeltcoefficient berekend is.